“Door de eerste stap te zetten, durven anderen ook iets van zichzelf te laten zien”
Arjan Brouwer is afkomstig uit Breda en werkt nu bijna 10 jaar bij GGz Breburg. Hij is heel open over zijn angststoornis, ook tegen cliënten. “Ik stotter ook; dat begon al in mijn kindertijd. Nu heb ik het goed onder controle, maar dat fluctueert erg, ook onder spanning. Je kunt het ook niet verborgen houden. Na een speciale stottertherapie ging het een stuk beter en kreeg ik meer zelfvertrouwen, maar dat zakte weer wat in toen ik deze opleiding ging doen. Doordat je elk jaar op een andere werkplek wordt gezet, triggert dat veel onzekerheid; dan gaat mijn spreken achteruit en heb ik minder zelfvertrouwen. Het is een vicieuze cirkel: als ik stotter, word ik onzeker en als ik onzeker ben, ga ik stotteren.”
“Het paradoxale is: hoewel mijn werk vooral bestaat uit praten, weerhield dat me er niet van om verpleegkundige te worden. Mijn voornaamste drijfveer is het oude cliché dat ik anderen wil helpen. Het gevoel dat je met iets nuttigs bezig bent geeft ook veel voldoening. Ook heb ik interesse in anderen. Hoewel dat op gespannen voet staat met mijn angsten en hoe ik in elkaar zit, wilde ik het toch doen. De drive wint het dan van de angst. Overigens begon die angst (vooral voor bepaalde situaties) pas tijdens mijn studie hbo-v. Bij een praatje voor een grote zaal werd ik heel zenuwachtig en kwam ik vaak niet uit mijn woorden. Het hing ook samen met mijn zelfbeeld: ik vind me niet goed genoeg om het te doen. Dus stotteren, angst en zelfbeeld vormen een soort driehoek die elkaar versterkt. Vragen als ‘ben ik wel goed genoeg?’, ‘kan ik dit wel?’, maar ook angst voor afwijzing vanwege mijn stotteren. Irreële angst, want dat gebeurt eigenlijk nooit.
Eigenlijk, zo heb ik geleerd, wijs ik mezelf af. Ik accepteer niet dat ik stotter en projecteer dat op anderen – terwijl die er misschien helemaal niet mee zitten. Want ik heb een bepaald plaatje voor ogen waar iemand aan moet voldoen die bij de ggz werkt. Zo iemand mag niet stotteren of last hebben van angsten en moet helemaal in evenwicht zijn. Ik zeg dat tegen mezelf, maar ben bang dat anderen dat over mij denken; een soort zelfstigma. Dat heb ik ook in mijn opleiding tot verpleegkundig specialist. Aan de ene kant wil ik carrière maken, maar aan de andere kant ben ik bang dat ik niet aan de norm kan voldoen of in een teamoverleg niet uit mijn woorden kom, waardoor anderen me niet meer serieus nemen.
Zelf heb ik veel behoefte aan controle en structuur; daarom heb ik graag een agenda als houvast. Zo heb ik overzicht en weet wat ik allemaal moet doen. Ook privé probeer ik veel tijd voor mezelf in te ruimen; dat heb ik nodig om rust te vinden.
Ik ontdekte dat ik bij stress als eerste denk: ‘wat verwacht de ander nu van mij?’ Maar het gaat erom dat je eerst kijkt wat je zelf nodig hebt voor je kunt voldoen aan bepaalde verwachtingen. Toen ik eens met een psycholoog besprak dat ik steeds mijn comfortzone wilde uitbreiden, vergeleek hij dat met het trekken aan een lege ballon. Als je echter uitgaat van wat voor jou goed voelt, blaast die ballon zich vanzelf op en wordt je comfortzone vanzelf groter. Die gedachte hielp me wel, ook in mijn opleiding. Voorheen legde ik de lat te hoog; dat is heel vermoeiend. Op een nieuwe werkplek zit ik de eerste maanden met de stressvolle gedachte dat ik het niet goed doe of alles al moet weten.
Ik moet leren accepteren dat ik zo in elkaar zit. Nu lukt het veel beter om uit te gaan van mijn kracht en wat ikzelf belangrijk vind. Maar dat is hard werken; het is geen knop die je even omzet. Er zit altijd nog een stemmetje in mij dat zegt: ‘dit kan toch eigenlijk niet’. Daar moet ik bewust mee bezig blijven, al lukt het steeds beter om mijn leven erop in te richten.”
Gemiste kans
Voorheen legde ik de lat te hoog; dat is heel vermoeiend. Op een nieuwe werkplek zit ik de eerste maanden met de stressvolle gedachte dat ik het niet goed doe of alles al moet weten. Ik moet leren accepteren dat ik zo in elkaar zit. Nu lukt het veel beter om uit te gaan van mijn kracht en wat ikzelf belangrijk vind. Maar dat is hard werken; het is geen knop die je even omzet. Er zit altijd nog een stemmetje in mij dat zegt: ‘dit kan toch eigenlijk niet’. Daar moet ik bewust mee bezig blijven, al lukt het steeds beter om mijn leven erop in te richten.”
Gemiste kans
“Zelf heb ik weleens een stotterende verpleegkundige ontmoet, maar die leek er weinig last van te hebben. Dat vond ik wel knap. Over professionals met psychische problemen wordt echter weinig gesproken, terwijl die er wel degelijk zijn. Tijdens mijn opleiding verpleegkundig specialist werd ooit verteld hoeveel procent van de Nederlanders een psychische kwetsbaarheid heeft. Er werd toen echter niet gezegd: ‘dus er zitten in deze zaal ook vast van deze mensen’. Een gemiste kans. Tot een paar jaar terug werd het als onprofessioneel gezien als een medewerker iets van zichzelf liet zien. Die professionele distantie ging best ver; je mocht niet eens tegen een cliënt zeggen wat je hobby’s waren. Dat eigen stuk wordt nu minder angstvallig weggehouden, al is er nog veel werk te doen.
In het FACT-team Etten-Leur, waar ik sinds dit jaar werk, ben ik al vanaf het begin vrij open over mijn angststoornis. Daar word ik door collega’s ook niet anders op aangekeken; voor mij een fijne ervaring. Zo zakt mijn angst en word ik ontspannener. Wel wist ik niet of ik het al dan niet aan mijn leidinggevenden moest vertellen. Misschien waren ze wel bang voor uitval. Toch heb ik het gewoon verteld. Ik ben ook nooit ziek. Als ik me niet goed of angstig voel, ga ik toch altijd naar mijn werk. Anders wordt de drempel steeds hoger. Toch is er een drempel om het te zeggen. Weinig professionals zullen er een probleem mee hebben, maar het kost moeite om het ijs te breken. Als iemand in het team de eerste stap durft te zetten, durven anderen waarschijnlijk ook iets van zichzelf te laten zien. Maar ik denk dat er wel stappen in de goede richting gezet worden.”
Van mens tot mens
“Ik vind het belangrijk dat professionals met hun eigen ervaringsverhaal naar buiten komen. Daarom ook werk ik graag mee aan dit interview. Vooral Jeroen Kloet en Carolina Sissingh [twee psychiaters die open zijn over hun psychische kwetsbaarheid, SdL] vind ik echte pioniers; wat ze doen is ontzettend belangrijk. We zijn allemaal mensen met onze kwetsbaarheden; dat mag ook verteld worden. In mijn FACT-team was Carolina heel open over haar kwetsbaarheid; dat doet wel wat in een team. Ook Bram Berkvens is een mooi voorbeeld voor medewerkers én cliënten, net als mensen in de herstelbeweging zoals Wilma Boevink. Zij hebben heel belangrijke verhalen; het is goed dat die verteld worden.
Maar als sommige professionals (die zelf denken te weten hoe het zit omdat ze gestudeerd hebben) zeggen dat die ervaringsdeskundigheid soms wat doorschiet, denk ik: er is nog veel te doen. Want het gáát toch om de cliënt? Zelf heb ik er ook baat bij als ik iets van mezelf laat zien; een win-win-situatie. Ik pas het al een tijd toe in de behandeling; het paste perfect in mijn plaatje. Met een cliënt probeer ik gewoon van mens tot mens te praten.
Als het kan helpen, zeg ik iets over mezelf; het moet functioneel worden ingezet. Zo vertelde ik tegen een cliënt die moeite had met medicatie dat ik zelf baat heb bij antidepressiva tegen angst (citalopram, 30 mg). Ik merk dat cliënten dat ook prettig vinden; het helpt echt in het contact. Als ik ze vertel over mijn eigen angststoornis, luisteren ze heel geïnteresseerd, en ik denk dat ze het ook wel prettig vinden. Het contact lijkt ook gelijkwaardiger te worden; het voelt anders. Ik ga dat verder uitbreiden en zo mezelf wat meer profileren. Ik wil ook best een keer mijn verhaal vertellen voor studenten van Avans, zodat die het een keer horen van een professional. Want ik vind het een heel belangrijk onderwerp.”
“We moeten de cliënt helpen om zichzelf te helpen, en hem daarbij zoveel mogelijk ondersteunen: wat wil hij zelf? Je moet het niet overnemen, maar iemand zo veel mogelijk zelf empoweren. Dat idee moet bij veel hulpverleners nog verder groeien. Je moet proberen om bij iemand aan te sluiten en op dezelfde golflengte te komen. Ook het gewone contact van mens tot mens is belangrijk. Toen een cliënt het had over zijn huisdier, liet ik een foto zien van mijn kat. Dat zou ik bij een ander ook doen; waarom dan niet bij een cliënt? Zo zou ik ook vertellen over een verhuizing of een vakantie. Dat is alleen maar mooi. En dan kom je ook helemaal niet te dichtbij; die angst hebben we elkaar in de ggz alleen maar aangepraat. Door het menselijke met het professionele te combineren ben je misschien zelfs wel een betere professional.”