“Ik heb letterlijk vier culturen in mijn lijf”
Eda* (33) werd geboren in een dorpje bij het Turkse Izmir als kind van twee vluchtelingen: haar vader komt uit Iran, haar moeder uit Griekenland. “Dat maakt het al moeilijk genoeg als kind. Want je groeit op in twee culturen, en de derde die van buiten. Wat ik buiten leerde, zoals woorden of rituelen, was thuis nooit welkom. En wat ik van mijn moeder leerde, werd door mijn vader afgekeurd – en andersom.
Tot mijn zesde sprak ik Farsi; Turks (de taal van buiten het huis) leerde ik pas op de basisschool. Omdat ik geen Turks kende, was ik vaak in mezelf gekeerd. Ik heb nog steeds moeite om het juiste woord te vinden of het op de juiste manier uit te spreken. Twee heel verschillende culturen maken het leven ook niet makkelijk. Als ik mijn moeder ging opzoeken, ging ik met andere jonge meisjes gewoon op stap, maar bij mijn vaders familie moesten we allemaal hoofddoeken op en lange kleren aan en mochten we nooit iets zeggen. Dat was voor mij een moeilijk begin. Ik heb ook altijd mijn eigen weg moeten zoeken.”
Leven op straat
Eda had een pedofiele vader die haar van haar vijfde tot haar vijftiende seksueel misbruikte. “Toen hij op mijn vijftiende zelfmoord pleegde, was ik eerst opgelucht. Maar een paar dagen later werd ik door mijn moeder op straat gegooid. Toen ze zei: ‘sinds je vijfde heb ik al genoeg van je’, wist ik genoeg: ze moest op de hoogte zijn geweest van het misbruik.”
Eda was lange tijd dakloos. “Ik sliep hier en daar, soms ook op straat. Altijd had ik een rugzakje en een klein tasje bij me. Als je als meisje van vijftien op straat terecht komt, kom je al snel in aanraking met drugs, justitie en prostitutie; ik heb ze allemaal meegemaakt. Zelf heb ik ook drugs gedeald en aan wapenhandel gedaan. In wapenhandel van Oost-Turkije naar het westen bleek veel geld te zitten; toen is mijn levensstandaard flink omhoog gegaan. Daar heb ik onder meer een motor van gekocht, waarmee ik van mijn vijftiende tot mijn zeventiende heel Turkije rondreed. Dan werkte ik een paar weken bij een restaurant en als ik genoeg geld had, ging ik weer naar een volgend adres. Altijd kon ik de slechte mensen vinden, bijvoorbeeld voor drugshandel. Lange tijd heb ik het genegeerd, alsof het ging om iemand anders. Maar nu heb ik alles geaccepteerd en verwerkt, alleen kan ik me soms moeilijk inleven wat het doet bij anderen. Ik heb ook nog niemand mijn hele verhaal verteld; wel kleine stukjes.”
Maar ondanks de heftige dingen die ze meemaakte, waren er ook positieve kanten. “Wie heeft er ooit net als ik al op zijn vijftiende met de motor heel Turkije rondgereden? De meeste mensen hebben daar geen tijd of geld voor. In die tijd heb ik veel avonturen beleefd en ook heel goede mensen leren kennen. Dat heb ik lange tijd vergeten en weggedrukt. Maar ook daar mag ik aan denken.”
Behoefte aan structuur
Op haar zeventiende kwam ze voor het eerst met de hulpverlening in aanraking, toen ze hulp zocht vanwege haar verslaving. “Hoewel ik geen zucht meer had, bleef ik me heel raar voelen. Soms wilde ik wekenlang niet uit bed komen, soms was ik wekenlang heel vrolijk. Toen werd de diagnose ‘bipolaire stoornis’ gesteld. Soms ben ik depressief, soms manisch. Met zo’n stoornis is het belangrijk dat je jezelf goed in de gaten houdt en steeds toetst of je gevoel klopt met de omgeving waar je bent. Ben ik nu echt blij of verdrietig, en past het bij mijn omgeving? Stel dat ik wil lachen bij een crematie, dan klopt dat niet.”
Een kernbegrip bij haar herstel is structuur. “Vanwege mijn bipolaire stoornis is structuur vinden en behouden voor mij altijd een uitdaging. Zo leg ik elke zondag mijn kleren klaar voor de hele week en maak ik een lijstje wat ik die week ga eten. Mijn depressie gaat namelijk gepaard met onzekerheid; dan kan ik niet meer een keuze maken. Als ik dan op woensdag depressief wakker word, lukt het me niet om kleding te kiezen. Als ik drie uur bezig ben met mijn kleding, is dat niet goed voor mijn werk. Daarom is structuur zo belangrijk in mijn leven. Tot in de puntjes plan ik alles in; dan hoef ik me daarover niet druk te maken. Die depressie hangt samen met een angststoornis als gevolg van depressieve gevoelens. Daarom heb ik behoefte aan structuur en controle. Tussen mijn vijfde en mijn vijftiende gebeurde er iets naars met mij, waar ik geen controle over had. Nog steeds heb ik de neiging om dingen onder controle te houden, al heb ik er hard aan gewerkt via therapie en lotgenotencontact.”
Alle vier
Eda volgde in Turkije een opleiding ‘machine engineering’ (werktuigbouwkunde) en werkte onder meer bij de beveiliging van een bank en als productmanager voor Clear Blue (destijds onderdeel van Unilever), dat zich onder meer bezighield met zwangerschapstesten en anticonceptie. “Ik ben heel breed en heb veel verschillende interesses; ook deed ik veel aan netwerken. Menselijke contacten waren belangrijker dan papieren.”
Tijdens een vakantie leerde Eda haar huidige man kennen: een Nederlander die in Turkije op vakantie was. Vijf jaar geleden, vlak voor de WK-finale Spanje-Nederland, kwam ze in Nederland aan. “Opnieuw zat ik in een situatie dat ik de taal niet sprak en de mensen niet begreep. Dat was wel eng, maar ja: liefde kent geen grenzen; je doet het gewoon. Nu ik in Nederland woon, heb ik letterlijk vier culturen in mijn lijf; dat is wel moeilijk. Bij het referendum in Griekenland voelde ik me heel erg Grieks, maar als er een week later iets in Turkije gebeurt, voel ik me ineens weer Turks. En bij nieuws uit Iran voel ik me Iraans. Laatst had ik het in Turkije met een vriendin over ‘onze koningin’. Toen ze zei: ‘we hebben hier helemaal geen koningin, schat!’, antwoordde ik: ‘sorry, maar ik woon dáár!’
Zo is dat altijd geweest in mijn leven. Ik voel me nooit 100% bij een van die vier landen horen, maar voel ze wel alle vier. Ik ben ze allemaal!
Maar sinds ik Nederlands heb geleerd, spreek ik de andere talen niet meer. Vooral het Farsi waarin ik ben opgegroeid is erg achteruitgegaan; sinds mijn vijftiende praat ik dat niet meer. Mijn Turks is echter erg goed, wat maakt dat ik andere talen ook goed spreek.”
Ervaringsdeskundige bij de GGZ
Sinds ongeveer drie jaar werkt Eda als ervaringsdeskundige. De kiem werd gelegd toen ze als vrijwilliger werkte op een ouderenafdeling van GGZ Eindhoven. Op een keer werd ze door stichting Nieuwkomers en Vluchtelingenwerk gevraagd als taalmaatje voor een eenzame oudere Turkse vrouw, die zwaar depressief zou zijn. Eda ontdekte echter dat ze helemaal niet depressief was, maar aan het dementeren was en daardoor geen Nederlands meer sprak. “Bij dementie ga je terug naar vroegere fases van je leven, en destijds sprak ze blijkbaar geen Nederlands.” Dat vertelde ze toen ze een keer moest tolken bij een behandelingsgesprek met diezelfde vrouw. “Zelf heb ik een bipolaire stoornis, dus ik herken het meteen als iemand depressief is. Maar deze mevrouw had overal zin in en wilde best allerlei activiteiten doen, zoals wandelen; ook werd ze altijd op tijd wakker.
Dat maakte wel indruk. Na afloop vroeg een medewerker of ik wist wat ervaringsdeskundigheid was. ‘Want je was zo goed aan het vertellen, gewoon in haar eigen taal en in je eigen woorden. Wij hadden dat nooit zo goed voor elkaar kunnen krijgen. En alles wat je zei, klopte doordat je dingen bij haar herkende.’ Ik ben toen informatie gaan zoeken en ging cursussen volgen (zoals het schrijven van mijn digitaal herstelverhaal) in combinatie met vrijwilligerswerk.”
Vragen loslaten
“Dat opschrijven was voor mij het allerbelangrijkste. Voor het eerst stond mijn hele levensverhaal voor mijn neus; je kijkt dan diep in de ogen van je verleden. Dat heeft me diep geraakt. Tot die tijd was mijn leven afhankelijk van alle vragen die ik aan mijn vader had. Die hebben in eerste instantie mijn leven kapot gemaakt. Doordat ik hem niets meer kon vragen, kwam ik maar niet verder. Het was constant overleven; hij was altijd aanwezig in mijn leven. Op het moment dat ik eindelijk contact durfde te maken met mensen en voor mezelf durfde op te komen, was hij allang overleden. Toen ik in mijn herstelverhaal keek naar alle vragen aan mijn vader, ging ik nadenken over het antwoord dat ik wilde hebben. Geen enkel antwoord zou echter alle pijn van de afgelopen dertig jaar ooit kunnen wegnemen.
Het is zoals het is. Als ik de vraag kon loslaten, hoefde ik ook geen antwoord meer te hebben en zou ik een veel rustiger leven hebben. Dat was voor mij een groot herstelmoment: voor het eerst had ik voor honderd procent het idee dat ik mijn herstel in eigen handen had. Toen is alles begonnen.
Daarna heb ik andere cursussen gevolgd, en nu zit ik in het tweede jaar van mijn opleiding ervaringsdeskundig persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen volwassenen MZ (= maatschappelijke zorg, SdL). Een hele mondvol; ik heb het pas geleerd om dat helemaal uit te spreken.”
Sinds twee jaar werkt Eda bij FACT-teams van GGz Breburg. “Ik kon me eerst niet voorstellen dat ik ooit ervaringsdeskundige zou worden, want ik had nog nooit een studie afgemaakt. Ooit heb ik vóór de examenweek een hele week niet geslapen; dan draai je door. Simpel zat: je moet gewoon voldoende rust hebben. Nog steeds heb ik de gedachte dat ik een loser ben en niks kan afmaken. Steeds liep ik tegen mijn aandoening aan; ook had ik ooit een drugsverslaving. De studie duurt nog 1 jaar; ik denk dat het me ditmaal gaat lukken om de studie af te maken. Temeer daar je bij deze studie de kans krijgt om dichter bij jezelf te komen, en daardoor ook lief te worden voor jezelf; dat helpt wel om door te zetten. In de opleiding moet iedereen in zeven minuten zijn of haar verhaal vertellen. Maar in mijn geval lukt dat niet in die zeven minuten. Ik vertel dan gewoon een paar anekdotes of probeer mijn herstelvisie naar voren te brengen.”
Open durven zijn
“Lief zijn voor jezelf en voor elkaar klopt ook met ervaringsdeskundigheid. Vroeger wilde ik stoer zijn en alsmaar doorgaan, maar dat is nu geen issue meer. Het scheelt dat ik nu in een klas zit vol met mensen met andere kwetsbaarheden, dus ik ben niet meer de enige gek. Want daar moet ik eerlijk over zijn: ik ben gewoon gek; zonder een team hulpverleners en kasten vol medicijnen zou ik niet kunnen functioneren. Mijn familie zal dat echter nooit toegeven; die waarheid vinden ze te heftig. Want in Turkije rust een groot taboe op psychische aandoeningen en kwetsbaarheid. In zo’n cultuur mag je geen enkele zwakte laten zien; dat maakt het leven moeilijk.
Als ik opgenomen was, zei mijn familie altijd dat ik op vakantie was. Ook heeft mijn familie ervoor gekozen om me in plaats van ‘gek’ te bestempelen als ‘hoer’ (omdat ik ongetrouwd met mijn vriend op vakantie ging); dat vonden ze minder erg. Over stigma gesproken… Daarom vind ik het prettig om in Nederland te wonen. Hier wordt ook veel minder stiekem gedaan over psychische kwetsbaarheid; de drempel is ook veel lager. Alles is hier ook heel goed geregeld; dat geeft rust in mijn hoofd.”
Met haar moeder en haar vier jaar jongere zus heeft ze geen contact meer. “Mijn zus heeft echter ontdekt dat mijn moeder haar gehersenspoeld heeft over wat ze over mij vertelde en heeft de relatie met haar nu ook verbroken. Maar we kunnen nog steeds geen vriendjes worden; daarvoor is er te veel gebeurd.”
Samen op avontuur
Eda heeft het gevoel dat alles nu goed op de rails staat. Ook heeft ze veel zin in haar opleiding tot ervaringsdeskundige, die ze over een jaar hoopt af te ronden. “Daarna wil ik blijven werken als ervaringsdeskundig persoonlijk begeleider. Na mijn opleiding krijg ik twee diploma’s; die wil ik allebei gebruiken. Dan ben ik zowel als ervaringsdeskundige als persoonlijk begeleider inzetbaar. Ik hou er namelijk van om veel dingen te kunnen doen.
Het liefst werk ik ambulant, zodat ik elke dag een andere werkomgeving heb. Lotgenotencontact vind ik ook geweldig om te doen. Nadat ik heb laten zien dat ik mijn kracht heb gevonden, wil de ander zelf ook vaak op zoek. We gaan samen op pad, waarbij ik iedereen help ontdekken waar zijn of haar kracht ligt. Dat vind ik zó leuk! Want ieder mens is uniek, en heeft een uniek herstelverhaal. Bij de een ligt het bij een knuffel of bij fietsen, bij een ander ligt het bij yoga of mindfulness. Daar voel ik me ook goed bij. Het is ook echt een avontuur. Ik wil dit werk nog lang blijven doen; ik verveel me niet.”
* Op verzoek van de geïnterviewde is alleen de voornaam vermeld.