Skip to content

“Als we elkaars kwetsbaarheid respecteren, is al de helft gewonnen” 

Suzanne Oord-Klijndijk (medewerker cliëntenondersteuning/ cliëntenparticipatie) was normaal altijd opgewekt en vol energie – tot ze na vier miskramen in twee jaar tijd een depressie en een burn-out kreeg. Het deed haar beseffen dat ieder van ons wel iets met zich meedraagt. 

Suzanne werkte voorheen als verpleegkundige in de thuiszorg en als fotograaf. “Toen ik tien jaar geleden een kind kreeg, zocht ik wat vasters en kwam ik uit bij mijn huidige baan; dat bevalt erg goed. Na de geboorte van onze zoon wilde ik graag een tweede kindje, maar mijn man niet. Vijf jaar later veranderde hij van mening. Vervolgens kreeg ik echter binnen twee jaar vier keer een miskraam, waarbij ik na zo’n 10-12 weken het vruchtje verloor. Soms hoorden we op de echo al een hartslag, maar was die de keer erop gestopt en het kindje overleden. Dat hakte er behoorlijk in: het haalde me helemaal uit evenwicht en ik belandde in een depressie. Ik zag het niet meer zitten en zag nergens de zin meer van in, stond op een soort overlevingsstand en was heel labiel en emotioneel.  Ik wist niet waar ik het zoeken moest en huilde de hele dag.  

Ook raakte ik in een burn-out.  Ik werkte nog wel, maar het lukte niet om dingen af te maken. Ik zag geen structuur meer; alles werd één chaos. Ik twijfelde aan alles wat ik deed, dacht dat ik het niet goed deed en vergat ook veel. Dat vond ik vreselijk, want ik ben best een perfectionist. Buiten mijn werk deed ik niets meer – terwijl ik normaal veel hobby’s heb en altijd vrolijk ben. Ik was een schim van mezelf. Ik ging ook nooit meer met mijn man mee naar een feest; dan verzon hij een smoes en zei dat ik me niet zo lekker voelde. Daar voelde hij zich vast alleen in, maar hij deed er nooit lelijk over. Maar hij realiseerde zich pas hoe erg het was bij mij toen ik hem een keer hysterisch opbelde dat hij een dokter moest bellen: ‘er is geen land meer met me te bezeilen; ik word gek!’ Want ik ben niet iemand die snel aan de bel trekt – en áls ik het doe, is het al veel te laat.   

In die tijd zijn we ook verhuisd; ik wilde niet meer blijven wonen waar ik die miskramen had gehad en waar een kinderkamer leeg bleef. Met de verhuizing maakten we bewust een nieuwe start.” 

Maskeren 

“Collega’s merkten wel dat het niet goed ging met mij, maar dan zeg je niet dat je vier miskramen hebt gehad en hartstikke depressief bent. Want dan weten ze niet wat ze moeten zeggen. Bovendien schrikken mensen van iets ongrijpbaars als ‘depressie’ en denken dan: ‘hoe kun je nu somber zijn met een huis en een kind? Ga toch leuke dingen doen!’ Daarom maskeerde ik het door te zeggen dat ik wat overspannen was en het druk had met mijn verhuizing. Door mijn perfectionisme vond ik het zwak om te zeggen dat ik niet meer functioneerde. Enkele collega’s adviseerden om rust te nemen en me ziek te melden; dat deed ik uiteindelijk ook. Al voelde ik me bij cliënten meer op mijn gemak; bij hen had ik meer het gevoel dat ze begrepen wat ik doormaakte.

Voorheen was ik nooit ziek, maar nu moest ik aan alle kanten hulp vragen; dat was ik niet gewend. Ook kwamen er allerlei lichamelijke klachten bij. Ik dacht: ‘ik kan niet eens meer voor mezelf zorgen. Wat is er toch met me aan de hand?’ Daardoor raakte ik alleen maar verder in de put. Ik voelde me geen goede moeder en geen goede partner. Wel was het mijn geluk dat ik nog een man en kind had; een stimulans om tóch uit bed te komen. Ook was mijn man heel geduldig: ‘het komt vast wel weer goed’ en ‘dit kun je nog allemaal wél’. Maar uiteindelijk moet je er toch zelf weer uitkomen. 

Mijn man voelde zich heel schuldig en dacht: ‘als ik het eerder had gewild, was het misschien wél gelukt’. Maar ik zei: je moet alleen samen een kindje nemen, en niet als één het niet wil. Ook stelde hij nu: ‘het is jóuw lijf. Als je het wilt blijven proberen, vind ik het prima. Maar als je aangeeft dat het nu klaar is, respecteer ik dat ook.’ Elk van ons had zijn eigen gevecht, maar gelukkig is mijn man niet zo diep gevallen als ik. Door mijn eigen verdriet kon ik hem echter moeilijk steunen; je zit in je eigen bubbel. Daarom ben ik blij dat het niet heeft geleid tot een scheiding.” 

Signaleringskaart 

“Ik wilde geen medicatie, maar bezocht alternatieve artsen. Verder kreeg ik bij een psycholoog EMDR-therapie, waarbij je teruggaat naar het moment van je meest traumatische ervaring. Zodra je die emotie weer voelt, gaat er een lichtje aan en wordt die emotie anders geprogrammeerd in je hoofd, zodat die reactie er niet meer aan gekoppeld wordt. Er ging echter een beerput open van vervelende gevoelens uit mijn jeugd. Ik vond het vreselijk, want elke keer moest ik ontzettend huilen. En ik kwam toch voor mijn depressie? Veel meer had ik aan een coaching traject bij een stresscoach, gericht op wat ik nog wél kon: waar liggen mijn talenten en mijn krachten? Waar haal ik plezier uit en hoe kom ik er weer bovenop?

Daar leerde ik dat ik mezelf enorm geweld aan kan doen door heel streng te zijn tegen mezelf. Voor mijn gevoel moet ik alsmaar presteren, hard werken en veel dingen doen: je gevoel en je lijf negeren en gewoon maar doorgaan. Bij een ander zei ik dat hij goed voor zichzelf moest zorgen en het even rustig aan moest doen, maar bij mezelf vond ik niet dat ik dat mocht. Ik heb me er gewoon doorheen geworsteld. Als ik me niet lekker voel, ga ik niet meteen naar de dokter, maar neem ik een paracetamolletje. Maar hoewel ik dus erg over mijn grenzen kan gaan, weet ik nu dankzij mijn coach waar ze liggen. Ik heb nu een signaleringskaart met de signalen als ik te ver ga, en wat ik dan moet doen. Als ik geen overzicht meer heb en dingen niet kan afmaken, is dat een signaal om meer pauzes te nemen, ontspanningsoefeningen te doen of te kijken of ik een afspraak kan verzetten – anders zou ik weer in die hysterie belanden.

Maar ook als je minder hard loopt, word je toch wel voor vol aangezien. Het is veel beter als je het leert doseren, waardoor je langer mee kunt. Ook weet ik dat ik best gevoelig ben voor stress. Daarom moet ik me goed aan mijn signaleringsplan houden; anders ga ik weer te ver over mijn eigen grenzen.” 

Stijgende lijn 

“Mijn depressie duurde slechts anderhalf jaar en had ook een duidelijke aanleiding. In die periode ben ik maar drie weken thuis geweest; ook waren er dagen dat het redelijk ging. Pas sinds eind vorig jaar ben ik weer wat opgekrabbeld; ik merkte dat ik weer in een stijgende lijn zat. Ook mijn collega’s zien nu dat het weer beter gaat; ze zijn heel begripvol en zijn blij dat ik goed voor mezelf heb gezorgd. Wel was ik erg bang dat ze me nu een onbetrouwbare kracht zouden vinden en dat ik ontslagen zou worden. Dat was onzin, maar het zat wel in mijn hoofd. Ik vond dat ik goed moest presteren; anders deed ik het niet meer goed. 

Ik zie het nu als leermomentje en hoop dat het nooit meer gebeurt. Je kunt er heel erg in blijven hangen dat het niet gelukt is om nog een kindje te krijgen, maar ik heb ook veel geleerd, zoals waar mijn kwetsbare kanten zitten en hoe ik mezelf er weer bovenop kan helpen. Daar ben ik dankbaar voor. Ik ben ook echt met andere ogen gaan kijken: ik heb geleerd dat het iedereen kan overkomen; iedereen is maar gewoon mens. In mijn depressieve periode dacht ik radeloos: dit wordt nooit meer beter; ik zag geen licht aan het eind van de tunnel. Nu kan ik het relativeren. We hebben nu een nieuwe stap gemaakt in een nieuw huis en ik heb geaccepteerd dat we met z’n drieën blijven.” 

Bandrecorder 

“Het gaat nu redelijk goed; het enige waar ik nu nog last van heb, is tinnitus. De hele tijd hoor ik een piep in mijn oren: soms zachtjes, soms hard. Als ik met iemand aan het praten ben, moet ik echt moeite doen om de ander te verstaan. Heel irritant; daarom ontwijk ik drukke plekken met veel geluid, zoals concerten of een restaurant. Soms denk ik: heb ik dit nu voor de rest van mijn leven?

Op een keer was ik in het winkelcentrum toen ineens met een klap het oor keihard ‘aanging’: ik kon mensen niet meer verstaan en hoorde allerlei stemmen en geluiden. Ik raakte helemaal in paniek en was bang dat het niet meer zou ophouden, want je hoort weleens horrorverhalen van mensen met zó’n erg geluid in hun hoofd dat ze niet meer willen leven. Zowel de assistent als de dokter zelf (met wie ik pas de volgende dag een afspraak kon maken) zeiden echter dat ze niets konden zien. Daardoor voelde ik me niet serieus genomen. Ik wilde dat er gewoon even iemand naar me luisterde en me geruststelde. Als dat niet kan, voel je je behoorlijk radeloos. Wel zei mijn dokter dat mijn hersenen (die verbonden zijn aan mijn oorzenuw) gesprekken van eerder die dag reproduceerden, als een soort bandrecorder. Als je zoiets zelf een keer doormaakt, kun je je beter inleven in cliënten – al is dat tien keer erger. Soms hebben ze niet zozeer een zorgvraag, maar willen ze gehoord worden.” 

Iedereen draagt iets mee 

“Ik ben blij dat het nu goed met me gaat. Toch heb ik de neiging om mijn ervaringen te bagatelliseren: ‘ik kan het in één zin benoemen; het leed van anderen is veel erger!’ Soms zeg ik tegen een depressieve cliënt dat ik dat gevoel van totale eenzaamheid en radeloosheid zelf ook heb ervaren. Zo voel je eerder verbondenheid – al moet je wel weten wanneer je het al dan niet moet inzetten. Want het gaat niet om mij; het heeft geen meerwaarde om de zielige piet uit te hangen met mijn eigen verhaal.

 Het hoeft ook niet groot te zijn wat je meemaakt, maar je kunt er toch door uit balans raken. We zijn allemaal maar mensen die kwetsbaar zijn. Gelukkig ben ik zelf wél altijd serieus genomen op het werk en heb ik alle tijd gekregen om het te verwerken – in tegenstelling tot veel collega’s die zich niet begrepen voelen na een burn-out en er ook moeilijk over kunnen praten. Als je er echter van uitgaat dat alle professionals perfect moeten zijn, ben je niet goed bezig. Ik ben er heilig van overtuigd dat iedereen, ook een professional, wel íets met zich meedraagt wat hij heeft meegemaakt (een sterfgeval, een depressie, een chronische ziekte of noem maar op). Dat hoeft niet allemaal op tafel, maar als het er gewoon mag zijn en je het van elkaar respecteert en er rekening mee houdt, heb je al de helft gewonnen.”

Back To Top