“Bij mijn opname leerde ik om gepieker om te zetten in positieve gedachten”
Als gevolg van contactuele problemen kwam Bart Robbers (50) in het verleden meerdere malen in de problemen. Maar nadat hij in 2009 in het kader van een taakstraf bij het toenmalige Info-Meer terecht was gekomen, begon zijn herstel. Hij voelde zich als een vis in het water (zeker ook bij opvolger FAMEUS) en leerde ook proactief te denken. Nu is hij zover dat hij in september dit jaar start met een opleiding tot ervaringsdeskundige in de zorg.
Bart Robbers werd in 1968 geboren in Oss. Een paar maanden later verhuisde het gezin naar Eindhoven, en vier jaar later naar Breda. “Eigenlijk had ik een heel fijne jeugd tot de middelbare school. Ik kwam toen ineens in een onbekende omgeving, waar ik ook nog een van de kleineren was. Op de lagere school ging het leren nog heel soepel en spelenderwijs, maar op de middelbare school (een havo/vwo) had ik geen idee hoe ik moest leren. Ik verzoop daar gewoon. Ook had ik weinig aansluiting met mijn leeftijdsgenoten. Dat eerste jaar ben ik gestrand; ik kreeg toen als advies mavo. Ik koos voor een mavo/havo met een tweejarige brugklas, en haalde in één keer de havo. Het voordeel was ook: de brugklassen zaten in een apart gebouw, zodat je steeds met leeftijdsgenoten zat; het was ook minder massaal. Daarna ging ik vwo doen, waar het patroon zich herhaalde: ik kreeg weer grote aanpassingsproblemen, waardoor ik het niet redde. Later haalde ik alsnog mijn vwo-diploma op het volwassenenonderwijs.”
Van 1 naar 87
“Mijn ziekte begon rond mijn vijftiende. Op een avond belde ik met vrienden uit nieuwsgierigheid een 06-nummer (die waren toen net in opkomst). Het sprak me erg aan, omdat je elkaar niet zag en niet onzeker werd doordat je iemand moest aankijken. Ik was namelijk echt een Einzelgänger en had veel moeite met contact maken. Het voelde zo fijn dat ik steeds vaker zo’n nummer belde, tot mijn ouders een telefoonrekening van duizend gulden kregen. Van mijn vijftiende tot mijn veertigste vormde die verslaving (later ook aan internet) de rode draad. Doordat het veel geld kostte, kwam ik in de schulden en in de hulpverlening. Ik kreeg gesprekken bij het RIAGG en een psycholoog, maar stopte steeds na een paar keer; ik vond dat ik het alleen moest kunnen.
Na mijn vwo wilde ik accountancy doen, maar dat bleek veel te zwaar. Wel werkte ik in de periode 1988-2008 als boekhouder bij diverse werkgevers. Steeds vaker kwam daar de internetverslaving terug. Ook had ik allerlei dwanghandelingen: als ik factuurnummer 87 moest opzoeken, moest ik bij nummer 1 beginnen tot ik bij nummer 87 uitkwam. Ook liep het sociaal gezien niet zo lekker met collega’s. Ik durfde ook niet aan te geven als het niet goed ging. Ik ging ook steeds meer internetten op het werk. Zo liep ik voortdurend vast en kwam ik steeds in financiële problemen.
In die periode (eind 2008) zat ik alleen nog maar te internetten en betaalde ik mijn huur niet meer. Daardoor dreigde mijn huurbaas me op straat te zetten. Dat was het omslagpunt: ik besefte dat ik echt hulp nodig had. Ik ging in ambulante behandeling bij Novadic-Kentron voor mijn internetverslaving. Omdat ik de eerste in Nederland was, was er nog geen behandelprogramma. Wel eiste ik dat mijn ouders erbij betrokken werden, omdat ze een belangrijk deel van mijn leven vormden. Ze kregen een systeemtherapeut, die op een gegeven moment vermoedde dat er bij mij meer speelde dan alleen die verslaving. Hij wilde me laten opnemen om me te diagnosticeren. Omdat ik toen zo diep zat dat ik het zelf niet meer wist, ging ik akkoord. Het bleek toen dat mijn internetverslaving vooral voortkwam uit eenzaamheid. Ik had altijd veel moeite om aansluiting te vinden bij anderen. Uiteindelijk kreeg ik de diagnose ‘syndroom van Asperger’ (een vorm van autisme). In begin was ik blij met dat label, maar later dacht ik: ‘oké, en nu?'”
Als een vis in het water
“In mijn tijd als boekhouder ging ik een keer in de fout door in de kas te zitten; ik werd op staande voet ontslagen en kreeg een taakstraf. Daar was ik niet trots op. Die taakstraf (90 uur) moest ik vervullen bij Stichting Info-Meer, waar ik in april 2009 begon. Daar begon mijn herstel. Er waren meer mensen die dingen hadden meegemaakt; ook was het een verademing dat ik mijn verhaal kwijt kon zonder gek gevonden te worden. Aanvankelijk moest ik gaan schoonmaken, maar vanwege mijn twee linkerhanden kreeg ik als alternatieve taak om het folderbestand te ontsluiten via de computer. Omdat ik me bij Info-Meer erg op mijn gemak voelde, bleef ik er ook na mijn taakstraf. Ik ging er herstelcursussen volgen zoals ‘Herstellen doe je zelf’ en ‘Werken met eigen ervaring’. Sindsdien is mijn herstel in een stijgende lijn gegaan. Met ups en downs, maar steeds meer ‘up’ en steeds minder ‘down’. Mijn herstel was mijn redding.
In september 2015 ging Info-Meer samen met het CHE in Tilburg op in Centrum FAMEUS. Die overgang (met zowel een andere plek als een andere coördinator) vond ik heel lastig, want zeker voor iemand met autisme zijn veranderingen altijd moeilijk. Ik overwoog zelfs helemaal te stoppen als vrijwilliger, maar mijn begeleider Johan van Oorschot opperde om het gewoon een paar maanden te proberen; daardoor heb ik tóch doorgezet en heb ik nooit meer gedacht aan stoppen.
Bij Info-Meer was het veel informeler, maar ook veel makkelijker omdat we in hetzelfde gebouw zaten. Ook zijn er veel mensen die je nu veel minder ziet. Maar er is ook veel in positieve zin veranderd, zoals het aanbieden van cursussen en de opleiding tot trainer. Het is veel professioneler geworden. Waar het bij Info-Meer vaak nog hapsnap was, werken we nu veel gestructureerder om dingen te bereiken. Ook de locatie vlakbij het station is ideaal. Verder zijn de contacten met andere organisaties makkelijker geworden. En doordat ik bij Info-Meer al veel mensen kende, kon ik de coördinator ondersteunen.
Bij Info-Meer, en zeker de laatste drie jaar bij FAMEUS, heb ik heel veel geleerd. Zo leerde ik om proactiever te zijn: zelf ideeën opperen, in plaats van te wachten tot er een reactie komt. Zoals bij terugkerende activiteiten: gaan we daar al of niet opnieuw aan meedoen? FAMEUS is een veilige, vertrouwde omgeving waar ik me als een vis in het water voel. Eerst riep ik nog dat ik hier mijn pensioen zou halen, maar later dacht ik: wil ik misschien nog verder kijken? Daarom start ik in september met de opleiding ervaringsdeskundige in de zorg, met een stageplaats bij afdeling senioren van GGz Breburg in Etten-Leur. Daar heb ik veel zin in. Ook ben ik co-trainer bij Herstellen doe je zelf en WRAP-facilitator – al riep ik altijd dat ik geen opleiding ging doen en geen trainer wilde worden. Zo zie je maar: het kan verkeren.”
Zelf de oplossing laten vinden
“Bij Info-Meer en FAMEUS kwam ik lotgenoten tegen van allerlei allooi. Dat lotgenotencontact hielp erg bij mijn herstel, vooral door de herkenning en erkenning. Je ontdekt dat je niet gek bent en elkaar kunt ondersteunen. Ook probeer ik mensen zelf de oplossing te laten vinden door vragen te stellen. Als iemand ervaringsdeskundige wil worden, vraag ik of hij al weet hoe hij dat wil gaan doen. Zo laat ik hem zelf de conclusie trekken of iets al dan niet haalbaar is. Soms adviseer ik om eerst een cursus als ‘Wat is herstel?’ te gaan volgen. Ook kan hij in de gastlessengroep gaan zitten of meehelpen bij projecten als de inspiratiemiddag ‘Op weg naar werk’. Zo zijn er bij FAMEUS best veel mogelijkheden; ook voor henzelf is het prettiger als ik ze die zelf laat ontdekken.
Over een paar jaar wil ik graag als ervaringsdeskundige werken in een team bij GGz Breburg of elders. Mijn droom: werken met jongeren met autisme, met mijn eigen kennis en ervaring. Tijdens mijn opleiding wil ik ontdekken of ik dat in groepen of individueel wil doen. Ook wil ik WRAP-facilitator blijven, en misschien zelfs als ‘advanced level facilitator’ zelf facilitators opleiden. Ik heb bewust gekozen voor dit traject en heb er veel zin in, maar verder plan ik niet zo veel; ik probeer vooral bij de dag te leven. Ik prijs me gelukkig dat ik heel optimistisch van aard ben; daardoor zal ik ook niet zo snel in een depressie raken. Mijn ouders waren ook heel positieve mensen. Vroeger piekerde ik veel, maar tijdens mijn opname heb ik geleerd om dat piekeren om te zetten in positieve gedachten.
Als bijvoorbeeld op reis dingen misgaan waar je niets aan kunt doen, heb ik geleerd om ermee te ‘dealen’: het is nu even niet anders. En in plaats van in problemen denk ik meer in oplossingen – al kan dat ook een valkuil zijn. Als iemand zwaar depressief binnenkomt en zijn verhaal wil doen, is het beter dat je luistert en present bent, zonder meteen allerlei oplossingen aan te dragen. Bij de inloop zaten mensen bij binnenkomst vaak helemaal vol met hun ervaringen, maar gingen ze toch met een glimlach weer naar huis. Dat geeft voldoening, en daarvoor hoef je alleen maar te luisteren zonder te oordelen.”