Skip to content

“Cliënten zijn vaak veel empathischer dan mensen die niks hebben meegemaakt”

De 47-jarige Anja van der Wegen* had enkele traumatische relaties, maar is daar gesterkt uit gekomen. Ze wil haar ervaringen gaan inzetten als ervaringsdeskundige en volgt de cursus ‘Werken met eigen ervaring’. Ze vindt cliënten vaak juist heel krachtig en zou bij de buitenwereld graag wat meer begrip zien voor hen.  

Anja groeide op in Eindhoven en had een normale jeugd. Wel was ze altijd erg onzeker, vooral over zichzelf. Ze werkte na haar studie jarenlang als officemanager bij een bedrijfje; ook was ze verkoper binnendienst. Op haar 17de kreeg ze haar eerste serieuze relatie, met wie ze vijf jaar samen is geweest. Op een dag was hij echter spoorloos. Hij bleek gokverslaafd en zag geen andere uitweg dan te vluchten. Hij keerde na een maand weer terug en een paar jaar later trouwden ze – tot hij opnieuw verdween. “Ik stortte compleet in en at en sliep bijna niet meer. Ook kwamen er afschrijvingen binnen van geldopnamen in het buitenland, waardoor een flinke schuld ontstond. Dat alles was extreem zwaar; nog steeds verbaast het me hoe ik erdoorheen ben gekomen.” Het gaf de aanzet tot haar latere persoonlijkheidsstoornis.  

Gelukkig werd ze goed geholpen door een vriend, met wie ze later trouwde en twee kinderen kreeg. “Tijdens beide zwangerschappen kreeg ik een flinke depressie die niet onderkend werd en ik moest het zelf opknappen. Dat was een nachtmerrie. Maar de zorg voor de kinderen kwam volledig op mijn schouders; dat eiste veel van mij. Daarnaast wilde mijn partner alles bepalen, ook hoe ik me kleedde. Als ik het lef had om voor mezelf op te komen, werd ik door hem gekleineerd; daarom liet ik maar over me heen lopen. Het ging niet goed met me en toen ik in 2000 bij mijn huisarts kwam, vertelde hij dat ik depressief was. Hij gaf me medicatie en verwees me door naar de GGZ. Ze konden me daar echter niets wijs maken; ik wist meteen welke kant ze op wilden. Mijn partner vond echter dat juist híj extra aandacht nodig had. Ik durfde die discussie niet aan te gaan en ging maar door tot ik erbij neer zou vallen.”  

Leren omgaan met emoties 

“Uiteindelijk besloot ik in 2005 dat het voor iedereen, ook de kinderen, beter was om te gaan scheiden. Maar al op de eerste dag in mijn eigen huisje begon mijn ex lastig te doen. Omdat ik niet toegaf, gooide hij me met mijn hoofd tegen de muur. Gevolg: een lichte hersenschudding en twee hysterische kinderen. Ik voelde me ellendig: fysiek, maar vooral geestelijk. Toch heb ik het contact weer langzaam opgebouwd; ook ben ik trots dat ik de kinderen nooit het contact met hun vader heb ontzegd. 

Nadat in mei dat jaar mijn vader overleed, ging het bergafwaarts met me en in oktober stortte ik in: ik werd erg depressief, beschadigde mezelf en kreeg serieuze suïcidegedachten. Want hoe slechter het met me gaat, des te destructiever word ik naar mezelf. Naast krassen ging ik ook snijden, wat uitgroeide tot een verslaving. Ik werd opgenomen op de PAAZ met een ‘dysthyme stoornis (chronisch depressief) en borderline persoonlijkheidsstoornis’ (later aangepast tot ‘gecombineerde persoonlijkheidsstoornis’). Via de VERS-training [Vaardigheidstraining Emotie Regulatie Stoornis, SdL] kreeg ik inzicht in wat er met me aan de hand was: ik had problemen met omgaan met mijn emoties. Er ging een wereld voor me open. Ik leerde te relativeren (‘klopt het wat ik denk?’) en negatieve dingen om te buigen in positieve, waardoor ik me enigszins stabiel kon houden. Tegenwoordig kan ik goed mijn ellende verwoorden zonder emotioneel te raken. Maar als ik zeg dat ik me heel slecht voel, is dat ook gewoon zo. 

Na vijf weken mocht ik naar huis en ging ik in dagbehandeling (‘supportieve deeltijd’) op de Jan Wierhof. Daar begon mijn herstel. Ik kreeg veel inzicht in mezelf, vooral via gesprekken met medecliënten. Wel was er schade ontstaan; wat ik voorheen kon, kon ik niet meer en ik werd volledig afgekeurd. Eindelijk werd ik serieus genomen. De kinderen werden bij de vader ondergebracht, want ik kon die zorg niet meer aan. Met mijn nieuwe partner verhuisde ik naar een ander dorp. Dat vond ik wel moeilijk, omdat ik dan niet meer in de buurt van mijn kinderen woonde.” 

Obstakels ontwijken 

“Jammer genoeg ging het weer slechter met me. Mijn medicatie werkte niet meer goed (het ‘poop-out effect’; dat heb ik elke vijf jaar). Tijdens de overstap op een ander medicijn moest ik tijdelijk worden opgenomen op Jan Wier. Doordat ik er op tijd bij was, werden de suïcidegedachten niet zo reëel als de vorige keer en was ik na acht weken sterk genoeg om weer naar huis te gaan. De gespreksgroepen bleef ik volgen en ik kon verder werken aan mijn herstel. Door mijn toegenomen zelfkennis kon ik steeds beter omgaan met alle ups en downs. Ook ging ik inzien dat ik tijdens mijn tweede huwelijk geestelijk mishandeld was; het was niet allemaal mijn schuld.  

Na mijn behandeling ging ik dagbesteding doen bij Switsj. Daar kon ik mijn creativiteit de vrije loop laten en was ik onder gelijkgestemden; daar had ik veel steun aan. Verder had ik nog steeds gesprekken met mijn behandelaar (ook samen met mijn partner) en was ik eindelijk stabiel. 

Toen vijf jaar later opnieuw de werking van de medicatie begon af te nemen, gooide de psychiater gelukkig wél meteen de medicatie om. Om deze medicatiewisseling goed te doorstaan, ging ik gespreksgroepen volgen bij CVS (Centrum voor Veerkracht en Stabiliteit). Daar deed ik veel inzichten op; zo ontdekte ik dat ik overgevoelig was voor kritiek. Ik merkte dat ik al best ver was in mijn herstel en al veel geleerd had. Ik had meer zelfvertrouwen, waardoor ik ook anderen meer tot steun kon zijn. En als het wat minder gaat, vertrouw ik erop dat het wel weer goed komt.  Mijn vorige behandelaar was heel goed. Als er echt iets was, kon ik snel bij hem terecht. Dat heeft me veel goed gedaan; ik voelde me gehoord. Toch wordt de zelfkennis van de cliënt niet altijd serieus genomen en wordt niet goed gekeken wat hij nodig heeft. Zo weet ik bijvoorbeeld prima wanneer ik overdag rust nodig heb – ook al is het advies om niet overdag te slapen. 

Ik heb al de nodige therapieën gedaan en er het nodige van geleerd. Volgens mijn behandelaar was ik nu sterk genoeg om te starten met schematherapie. Daarbij onderzoek je welke schema’s bij jou actief zijn: dingen uit je jeugd die tot een patroon zijn geworden, zoals emotionele verwaarlozing. Om daarmee om te gaan, heb je uit zelfbescherming bepaalde verkeerde methodes aangeleerd. Als ik gekwetst word, ga ik dingen ontwijken om maar niet te hoeven voelen. Dat is mijn manier van overleven. Alsof je steeds een zijstraat neemt om een obstakel te ontwijken. Dat soort dingen fungeert als ‘eyeopener’: ze zetten me aan het denken. Gelukkig kan ik kritisch naar mezelf kijken en ik ben blij dat ik zo veel zelfinzicht heb gekregen.

Vroeger vond ik het raar dat mensen steeds in dezelfde slechte relaties terechtkwamen, tot ik ontdekte dat ik het zelf ook deed. Maar het leven is om te leren. En hoe verder ik in mijn herstel kom, hoe meer ik het gevoel krijg dat ik nog veel kan leren. Ook ga ik ervan uit dat ik nog sterker word en nog meer durf te vertrouwen op mezelf. Het mooiste compliment tijdens mijn herstelproces kwam van een therapeut die vond dat ik een survivor was. Hoe slecht het ook met me gaat en wat voor ellende er ook op mijn pad komt, ik ga keer op keer het gevecht aan. Luctor et emergo: ik worstel en kom boven’.” 

Voldoening 

 “Pas als je terugkijkt over meerdere maanden, zie je hoe ver je bent gekomen. Maar ik ben er nog lang niet en moet er continu aan werken om stabiel te blijven. Daar heb ik niet altijd zin in, maar het alternatief is nog erger. Lange tijd voelde ik me erg slecht en dacht ik dat dat mijn leven lang zo zou blijven. Puur om mijn kinderen ben ik niet uit het leven gestapt en ik ben nu blij dat ik ben blijven vechten. Anderen kunnen je de weg wijzen, maar je moet het zelf doen; dat is het begin van herstel. Ik durf nu ook weer te denken aan mijn toekomst. Ik vertel anderen graag over de weg die ikzelf heb bewandeld, zodat ook zij weer hoop krijgen en in stapjes gaan werken aan hun herstel. Daar leer ik zelf ook nog steeds van en het geeft ook veel voldoening. Vandaar ook dat ik cursussen voor ervaringsdeskundigen heb gedaan (zoals ‘Werken met eigen ervaring’) om te zien waar mijn sterke kanten liggen en anderen tot steun te zijn. 

Verder ga ik als vrijwilliger bij het MST [een centrum voor educatie, ondersteuning en ontmoeting, SdL] een groep begeleiden van mensen met psychische problemen die graag creatief bezig zijn; ook bied ik ze een luisterend oor. Mensen zonder die ervaring hebben vaak veel onbegrip, terwijl er juist wat meer respect zou mogen zijn. Ik wil mensen graag inzicht geven, zoals dat mensen in de GGZ niet gek zijn. Als mensen me puur vanwege een diagnose afwijzen, zegt dat meer over hen dan over mij. Vaak kunnen ze zich niet eens in een ander verplaatsen. Cliënten daarentegen zijn vaak veel bewuster en empathischer dan mensen die niks hebben meegemaakt. Bovendien vind ik mensen die om hulp durven vragen vaak ontzettend krachtig. Ik heb in de GGZ ook veel vrienden gemaakt. Vaak is het mooi om te zien hoe mensen die je in hun slechtste periode hebt gezien, weer zijn gegroeid en wat ze hebben opgebouwd. Ook is er gelukkig al veel verbeterd.

Cliënten worden meer als mens gezien en hulpverleners kunnen leren van hun ervaringen, zeker als die verder in hun herstel zitten. Zelf heb ik ellendige dingen meegemaakt, maar die hebben me ook verrijkt. Soms baal ik dat ik zo lastig in elkaar zit, maar dan zet ik er weer mijn schouders onder. Hoewel ik er niet voor heb gekozen, schaam ik me niet voor wat ik heb. Ik probeer ook open te zijn over hoe ik denk en voel. En hoewel ik kritisch sta tegenover etiketjes, was ik blij dat mijn kinderen het stickertje ‘PDD-NOS’ kregen (een ervan tevens ADHD); zo kregen ze extra begeleiding om te leren omgaan met hun beperking.” 

Op mijn pad 

“Zelf kan ik geen fulltimebaan meer aan, maar ik kan wel anderen tot nut zijn – bij voorkeur vrijwillig. Hoe ik dit alles in ga vullen, weet ik nog niet. Graag zou ik als vrijwilliger bij CVS gaan werken, om bij gespreksgroepen vanuit mijn ervaring te vertellen. Dat wordt echter afgehouden, zogenaamd om de zorg voor de cliënt te waarborgen. Toch vertrouw ik erop dat alles wat nodig is, op mijn pad zal komen. Gek genoeg is dat ook steeds het geval; dat geeft ook rust.  

Ook in de toekomst wil ik iets met mijn ervaring en mijn kunst doen, maar ik laat open hoe dat zich gaat uiten. Als puntje bij paaltje komt, loopt het toch altijd anders. Dan heb je al je energie gestoken in een moeilijk gesprek, terwijl dat niet nodig was. Mijn oma had als spreuk: ‘tob niet, het komt toch allemaal anders!'” 

* Op verzoek van de geïnterviewde is gekozen voor een andere achternaam.

Back To Top