Skip to content

“Ik heb zelf ervaren hoe flinterdun de lijn tussen ziek en gezond is” 

De lijn tussen ziek en gezond is soms maar flinterdun, zo ondervond Jos van Zaanen (praktijkopleider tot verpleegkundig specialist bij GGz Breburg) meermaals. Openhartig vertelt hij over een drietal incidenten in zijn leven waardoor hij plots aan de andere kant van de lijn stond. “Via mijn verhaal wil ik graag vertellen hoe dun dat lijntje is. Je bent gezegend als je aan de ene kant van de lijn staat, maar er hoeft maar íets te gebeuren en je staat aan de andere kant.” 

Tijdens zijn opleiding hbo-v (1983-1987) is Jos vier jaar lang gokverslaafd geweest, waardoor hij forse schulden maakte en veel dronk. “Toch kon ik die financiële problemen combineren met een studie. Feitelijk had ik een dubbelleven, tot ik besefte ik dat ik hulp nodig had. Van mijn cognitief therapeut van het CAD (Consultatiebureau Alcohol en Drugs) moest ik in een briefje aan mezelf opschrijven wat voor schade mijn gokgedrag aanrichtte, en dat opbergen in mijn portemonnee. Als ik weer wilde gaan gokken, las ik dat briefje en zocht ik bewust een andere omgeving op. Zo leerde ik uitstellen en creëerde ik een extern geweten. Het geld kon ik dan besteden aan een leuke beloning. Zo ontstonden geleidelijk nieuwe gedragspatronen en ervoer ik meer grip. 

Overigens is verslaving niet iets wat je behandelt en dan voorbij is. Wat dat betreft ben ik minder naïef dan hulpverleners die denken dat je net als bij een wonderbaarlijke genezing ineens kunt stoppen of dat je ‘gecontroleerd’ kunt gebruiken. Het Engelse concept van een ‘addictive personality’, waarbij je gevoelig bent voor verslaving en duidelijke afspraken moet maken, vind ik veel beter passen. De soort verslaving kan verschillen, maar het onderliggende patroon is steeds dat je verloren kunt gaan in iets; het zoekt een uitweg die grensoverschrijdend is in jouw normen of die van een ander. De verslaving en de gedragspatronen hebben een functie in je dagelijks bestaan gekregen; om dat te overwinnen moet je vaak opnieuw beginnen en oude relaties verbreken. Daarom werkt een Engelse verslavingskliniek als Castle Craig zo goed, omdat je daar zes weken in een andere omgeving zit. Het 12-stappige Minnesota-model dat daar gebruikt wordt, zegt onder meer: je hebt iemand nodig die je helpt en je accepteert die hulp ook onvoorwaardelijk (stap 2 en 3).

Zelf heb ik inmiddels al jaren een goede baan en een goed gezin. Ik ben trots op wat ik heb opgebouwd en de dingen die ik heb overwonnen. Die verslavingsgevoeligheid blijft echter; daarom moet ik waakzaam blijven en mezelf beperkingen opleggen, zoals: liever niet drinken. Daar maak ik met mijn vrouw concrete afspraken over. Ook heb ik ontdekt hoe krachtig je netwerk je kan steunen. In Nederland wordt door de hulpverlening de kracht van zelfhulp echter nauwelijks onderkend, terwijl juist bij de AA (Anonieme Alcoholisten) de meeste mensen afkicken. Het Minnesota-model wordt daar namelijk heel getrouw nageleefd en je krijgt daar directe steun. Dat model is ook heel herstelondersteunend: je begint als cliënt en eindigt als buddy (sponsor).” 

Ook bij andere gelegenheden kwam Jos ineens aan de andere kant te staan. Zo kreeg hij 23 jaar geleden plots gezichtsverlamming (Bellse paralyse). “In no-time raakte ik zo ontregeld dat mijn sociale leven in het gedrang kwam en al mijn rollen vervielen (zoals die van werknemer of vader). Ik kon geen licht of geluid verdragen en lag dagen op bed. Mijn herstel duurde een paar maanden – veel te lang naar mijn zin, want ik wilde weer aan het werk. Het is een blijvende kwetsbaarheid; mijn gezichtszenuwen functioneren niet meer optimaal. Ik schaam me regelmatig dat ik door krachtverlies in mijn lippen voortdurend mors en vlekken op mijn kleren heb. Ook is mijn gezicht niet altijd symmetrisch en zakt het links in als ik moe ben. Maar ik heb er vrede mee; ik ben er goed van afgekomen en ben er ook open over. Daarbij heb ik veel steun van mijn vrouw. En als mijn gezicht scheef staat, is dat een waarschuwingssignaal dat ik een dagje rustiger aan moet doen.” 

Voodoopoppetje 

“Het laatste incident is vrij recent. Drie jaar geleden zocht ik mijn zoon op, die stage liep in Afrika. Ik heb echter diabetes en ben toen op een afgelegen eiland knetter-delirant geworden. Zonder het te weten had ik dysenterie opgelopen; dat jaagt de koorts op en ontregelt je diabetes, wat tot een delier kan leiden. Op een avond voelde ik me al niet lekker toen ik naar bed ging, en ‘s nachts raakte ik volledig in de war. Normaal kan ik voorzorgsmaatregelen nemen, zoals cola drinken, maar het was toen al te laat. In mijn verwardheid dacht ik dat een naaste me met een voodoopoppetje bestuurde. Ik moest toen naar het ziekenhuis en heb onderweg acht uur verward in een busje gelegen.

Ik had het ontzettend koud en hield superalert mijn familieleden in de gaten; ik dacht dat zij steeds het raampje van de bus opendeden – terwijl het gewoon door het trillen van de bus kwam. Van alle kanten voelde ik het gevaar op me afkomen en wilde ik controle houden. Het belangrijkste was echter dat ik vooral heel angstig was. Dat speelde veel langer door dan de verwardheid, die na de behandeling in het ziekenhuis al snel op de achtergrond raakte.

Terug in Nederland raakte ik nóg een keer in de war, omdat ze bij het Havenziekenhuis in Rotterdam [gespecialiseerd in tropische ziekten, SdL] de dysenterie in eerste instantie niet hebben vastgesteld. Ze hadden alleen mijn bloed onderzocht, terwijl ze me uitvoeriger hadden moeten onderzoeken. De symptomen verdwenen, maar de onderliggende oorzaak werd niet goed aangepakt. Thuis kreeg ik al snel weer hoge koorts en werd ik opnieuw angstig en verward. Uiteindelijk was het mijn huisarts die doorpakte: ze onderzocht me verder en na twee tabletten antibiotica (specifiek gericht op dysenterie) knapte ik weer snel op en bleef ik klachtenvrij. Wel speelde de angst nog een tijdje door in mijn doen en laten. Ik meed situaties die me aan mijn verwarde periode deden denken, zoals familiebezoek. Dat zou dat hele gevoel van destijds weer triggeren. Ik heb me nooit gerealiseerd dat het nog zo diep doorwerkt als je weer hersteld bent en dat het ineens weer kan opflakkeren. 

Door deze ervaring reis ik niet meer naar tropische landen, want ik wil niet nóg een keer zo’n delier meemaken. Ook neem ik sneller medicatie bij hoge koorts. Maar vooral heb ik zelf ervaren hoe vreemd een psychose (delier) is en hoeveel overtuigingswaarde die heeft. Ik werk zelf veel met psychotische mensen en weet nu uit eigen ervaring wat ze meemaken als ze erg in de war zijn en hoe eng dat is. Vreemd vond ik vooral de verwondering en de alertheid. Psychiater Jules Tielens zegt: ‘als je psychotisch bent, word je als een magneet in je gedachten ergens naartoe getrokken.’ Zo kon ik in dat busje niet anders dan denken dat ik bestuurd werd; ik had het gevoel dat ik iedereen in de gaten moest houden en controle moest houden.” 

Meer compassie 

“Mijn verhaal laat zien dat ik in de ruim 30 jaar als hulpverlener een aantal malen aan de andere kant heb gestaan. De lijn is flinterdun; ik kan ook niet zeggen of ik er over vijf jaar niet nóg een keer zit. Ik ben open over mijn ervaringen, maar vertel het alleen als het een doel heeft. Als je tegen cliënten vertelt dat je dingen herkent, zien ze je als een gesprekspartner die een tijdje dezelfde route gelopen heeft en waar ze van kunnen leren. Dan zijn ze meer geneigd om met je samen te werken. 

Zelf vind ik het belangrijk dat iedere hulpverlener zijn verhaal vertelt, want iedereen heeft vermoedelijk weleens aan de andere kant gestaan. Daarbij moet je voorbijgaan aan de schaamte. Zo geef ik nu op hbo-v’s les over gokverslaving om anderen iets mee te geven over mijn ervaringen en de hulpverlening die ik kreeg. Door mijn eigen ervaringen snap ik nu beter hoe heftig het lijden van iemand kan zijn; mijn compassie is toegenomen.

Hoewel ik zelf maar heel kort verwardheid heb ervaren, was die korte periode voor mij al fors lijden. Dat hoef ik nooit meer mee te maken. Ik kan me voorstellen dat iemand die er week in week uit mee rondloopt, net zo goed vrij van die klachten wil zijn. Mijn focus is ook verschoven: niet louter behandelen, maar tevens luisteren naar iemands verhaal en je in die persoon proberen te verplaatsen. Bovendien gaat het lijden 24 uur door als je niets doet; daarom moet je beschikbaar zijn. Verder praat ik nu met mensen veel makkelijker over angst en wat het met iemand doet. Ik geloof ook vooral in het eigen verhaal van de cliënt; dat maakt het lijden persoonlijk.

Met DSM-diagnoses heb ik niet veel; die worden maar al te vaak als stigmatiserend beleefd. Het is ook arrogant om te denken dat we het snappen omdat we leerboeken hebben bestudeerd. Ik heb altijd geleerd: E = K x A (effect is kwaliteit maal acceptatie). Je kunt nog zo goed hulp verlenen: als de acceptatie nul is, is het effect ook nul. Weerstand bij de cliënt werkt averechts; voor een beter effect kun je daarom beter zo goed mogelijk aansluiten bij de cliënt en een compromis zoeken. Verleiden en verlokken is een kunst die we als hulpverleners moeten verstaan.” 

Het verschil maken 

“Professionaliteit en levenservaring trekken met elkaar op. Maar ook professionals die niets hebben meegemaakt, kunnen vanuit hun betrokkenheid toch heel goede vragen stellen. Het ligt aan de persoon die je tegenkomt. Het mooie is wel dat cliënten steeds mondiger worden en meer zelf aangeven met wie ze al dan niet willen werken. Een cliënte van mij is erg kritisch naar de hulpverlening en heeft al meermaals het contact beëindigd uit onvrede over de betrokkenheid en het nakomen van afspraken. Nu formeert ze zelf een team van mensen die in haar ogen wél betrokken zijn en waarmaken wat ze zeggen; met hen wil ze haar doelen verwezenlijken. Een definitie van waanzin is: ‘steeds hetzelfde doen en een ander resultaat verwachten’. Kortom: als iets niet werkt, moet je wat anders doen. 

Tijdens mijn eigen herstelfase van de gezichtsverlamming voelde ik als patiënt echt de hopeloosheid: kan ik nog wel werken en herstellen? Omdat je vaak slechte informatie krijgt, snap ik nu beter dat mensen hun eigen weg willen volgen. Als hulpverlener wil ik nu het verschil maken, omdat ik een voorbeeldfunctie heb en wil laten zien dat het iedereen van de ene dag op de andere kan overkomen. Soms ben je patiënt, soms hulpverlener, maar je bent in eerste instantie mens.”

Back To Top