Skip to content

“Toen die psycholoog niet eens terugbelde, dacht ik: dat wil ik zelf beter doen” 

Nadine Conrad was zelf vanaf haar vijftiende een tijdlang depressief en suïcidaal. Tijdens haar behandeling deed ze enkele negatieve ervaringen op, die haar ertoe aanzetten om het zelf beter te doen. Nu werkt ze als verpleegkundige op Begijnstraat 19 in Etten-Leur (een gesloten afdeling met ook een crisisfunctie, voor volwassenen met schizofrenie, psychoses en verslavingsproblematiek). 

Nadine groeide op in Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht. “Op mijn dertiende pleegde mijn vader echter suïcide. Zelf werd ik vanaf mijn vijftiende ook depressief en suïcidaal. Die depressie had deels te maken met mijn vader; ik voelde me door hem verlaten. Maar ook voelde ik me thuis niet op mijn plek, doordat ik vanaf mijn elfde seksueel misbruikt ben door de vriend van mijn moeder. Op mijn vijftiende durfde ik daar pas voor uit te komen. Dat leidde tot veel ruzies thuis. Het groeide me toen boven het hoofd en ik dacht: voor mij hoeft het allemaal niet meer. Ik kon het gewoon niet meer aan. Bovendien moest ik het als enig kind thuis zelf maar zien te rooien; dat was wel lastig. 

Ik zat ooit heel diep; soms bedacht ik op school tijdens de les hoe ik zelfmoord zou plegen. Het spookte steeds door mijn hoofd. Maar omdat ik wist hoe het was om iemand te verliezen, moest ik dan wel écht een goede reden hebben en moest er ook echt geen andere mogelijkheid meer zijn. Ik dacht toen: ik ga nog één keer helemaal voor het leven; pas als dat niet lukt, mag ik eruit stappen. Ook ging ik mezelf doelen stellen. Omdat ik niet wilde dat vrienden wisten dat ik mezelf beschadigde, zou ik het in een bepaalde week niet doen en in die week tevens een sociaal contact uitzoeken. Zo bouw je een netwerk om je heen en verzet je je gedachten. Dat heeft me goed geholpen.” 

Keuze voor psychiatrie vanwege vragen 

“Via Jeugdzorg kwam ik in het hulpverleningstraject terecht; dat was voor mij niet zo positief. Psychologen maakten voor mij een werkplan dat ik maar had te volgen en dingen waar ik mee zat, konden pas later worden besproken. En toen ik eens niet kwam opdagen bij een afspraak, belde de psycholoog niet eens terug om te vragen wat er aan de hand was. Ik dacht: dat kan zo niet; dat wil ik zelf echt beter doen. Daarom heb ik later voor de psychiatrie gekozen. Die keuze voor de psychiatrie hing ook samen met de suïcide van mijn vader. Ik vroeg me af: wat maakte nou dat dit gebeurd is? 

Bij Yulius in Dordrecht wilden ze beginnen met familietherapie, maar daar stonden mijn moeder en haar vriend niet voor open. Zelf stopte ik uiteindelijk ook, maar op verzoek van mijn havo-docent ging ik een half jaar later terug. Omdat ik me nog steeds niet gehoord voelde, heb ik het toen afgekapt; het werkte echt niet. Net rond mijn havo-examen kwamen vrienden van mij om bij een familiedrama; dat hakte er behoorlijk in. Toch ben ik nog geslaagd; dat was best knap. 

Meteen daarna ging ik SPH doen (sociaal-pedagogische hulpverlening). Daar kreeg je echter allerlei ziektebeelden voorgespiegeld; dat klapte er zo hard in dat ik merkte dat ik weer een depressie in ging. Daarom stopte ik om aan mezelf te werken, samen met een maatschappelijk werkster. Ik kon haar van alles vertellen; dat voelde fijn en heeft me veel geholpen. Na een half jaar vond ik de moed om opnieuw SPH te gaan doen; daarna ging ik door met hbo-v.” 

Naast de cliënt staan 

Nadine werkt sinds april 2017 bij GGz Breburg; daarvoor liep ze hier een half jaar stage. “Tijdens de opleiding SPH liep ik een jaar stage bij Woonbegeleiding; dat paste wel bij mij. Het contact met de mensen vind ik leuk en uitdagend. Juist omdat het langdurige opnames zijn, kun je de diepte in gaan en een band opbouwen. Zo bouw je samen aan een toekomst. Dat is ook de nieuwe beweging in de ggz: naast de cliënt staan en het samen doen. Dat vind ik mooi. Met mensen die al heel lang op een afdeling zitten, werd tot voor een paar jaar weinig gedaan. Maar nu bekijkt een cliënt met zijn pb’er (persoonlijk begeleider) wat voor plannen hij nog heeft voor de toekomst en waar hij naartoe wil werken. Zo ontdek je wat hij zelf wil. De een wil als hersteldoel grafisch leren tekenen, de ander wil afvallen. Maar wel in stapjes; je kunt niet verwachten dat er een wonder gebeurt waardoor hij binnen een week weer op zichzelf kan wonen. In ieder geval proberen we weer perspectief te bieden. 

Vanwege mijn affiniteit met het onderwerp wijdde ik mijn scriptie voor SPH aan suïcidepreventie en stelde ik tijdens mijn stage enkele richtlijnen op voor collega’s. En bij een cliënt die zegt dat hij er een eind aan wil maken, vraag ik door. Soms zeg ik gewoon dat ik het begrijp – zeker als je ziet waar cliënten soms vandaan komen. Ik durf ook gewoon te vragen of iemand dood wil. Je hoeft niet bang te zijn dat je mensen op een idee brengt; alleen bij mensen met autisme kan het averechts werken. Suïcidale cliënten hebben bij mij ook meer het gevoel dat ik ze begrijp. Soms geef ik ook iets van mezelf bloot, bijvoorbeeld als iemand zegt ‘je weet niet hoe dat voelt’. Zo had ik tijdens mijn stage een cliënt die suïcidaal en depressief was en dacht dat hij de enige was met die ellende. Op een gegeven moment was ik het zat en vertelde ik over mijn eigen ervaringen, om hem uit die tunnelvisie te halen. Hij schrok daar erg van en gaf toe dat hij inderdaad niet de enige was. Ook besefte hij: als hij suïcide pleegde, had hij daar ook zijn moeder en zijn broertje mee. Daar had hij eerder nooit over nagedacht. Dat vond ik ontzettend mooi; het was ook goed voor onze band. Nu kan ik in alles eerlijk tegen hem zijn, ook als ik zijn gedrag vervelend vond.” 

Meerwaarde 

“Zoiets is ook de meerwaarde van ervaringsdeskundigheid; daarom vind ik dat hulpverleners daar ook opener over mogen zijn. Ook denk ik dat je signalen eerder oppikt. Zo dacht ik bij een cliënt die steeds strakke elastiekjes om haar armen deed: dat kan ook een vorm van zelfbeschadiging zijn. Ik vind ook dat hulpverleners niet net als vroeger boven de cliënt moeten staan, maar ernaast. 

Overigens heb ik op de Avans Hogeschool een extra programma opgezet: ‘hoe zet je je eigen ervaring in bij de behandeling?’ Dankzij dat programma besef ik nu dat je ervaringen je hebben gemaakt tot de hulpverlener die je nu bent. Ook kun je ze inzetten zonder dat je ze hoeft te benoemen. 

Soms bereik ik iets bij cliënten waar dat andere collega’s niet lukt. Iedereen heeft zijn eigen rugzakje en kan in dat opzicht ook beter aansluiten bij een bepaalde cliënt; zo heeft ieder zijn eigen krachten; daarom kunnen we ook van elkaar leren. Soms ben ik er van mezelf niet eens bewust van – tot een collega tegen me zegt over een bepaalde zienswijze: ‘zo had ik het nog nooit bekeken’. 

Hoewel slechts een paar collega’s weten van mijn eigen ervaringen in de ggz, krijg ik veelal positieve reacties. De mooiste reacties zijn die waarbij ze zijn gaan nadenken over hun eigen verhaal en daar opener in durven zijn. Soms zijn ze erg gesloten, en als ik mijn verhaal deel, beseffen ze dat ze er zelf ook mogen zijn. Dan krijg ik soms ook hún verhaal te horen. Mooi dat mijn verhaal dat effect kan hebben. Overigens heb ik het stukje depressie, suïcidaliteit, zelfbeschadiging er wel aardig in, maar het stukje seksueel misbruik vind ik nog wel lastig om er open over te zijn. Daar valt voor mij nog wel wat te halen.” 

Mosseldag 

Nadine voelt zich nu best op haar gemak in het team van Begijnstraat 19/19a in Etten-Leur. “Het is uitdagend werk; iedere dag is anders. Wel is het vaak zoeken naar de juiste weg, omdat mensen soms ineens kunnen omslaan qua stemming. Dat maakt het ook minder saai en voorspelbaar. Het is ook geen 9-tot-5-baan. Overigens staat mijn team erg open voor ervaringsdeskundigen. Een ervaringsdeskundige in het team kan ook zeker toegevoegde waarde hebben, omdat die zelf beter weet hoe iemand zich kan voelen en er meer over nadenkt. Sinds kort hebben we hier zelfs een ervaringsdeskundige manager: Bram Berkvens. Dat bevalt goed. Bij de bespreking van een cliëntcasus denkt hij vanuit het perspectief van de cliënt zelf; pas vroeg hij me: ‘heb je hier of hier al over nagedacht?’ Dat vond ik een mooie toevoeging.

 In mijn persoonlijke situatie kabbelt het nu wat voort. Soms heb ik wat meer last van depressie dan een andere keer, maar hij komt wel met regelmaat terug; het hoort bij mij. Ik wil echter niet meer zo diep gaan als vroeger. Daarom heb ik soms even een ‘mosseldag’: een dag dat het me niet lukt om uit mijn bed te komen. Dat heb ik nodig om me weer even op te laden; daarna kan ik weer verder. Als ik gewoon door zou gaan, zou het risico bestaan dat het een langere periode zou worden.”

Back To Top