Skip to content

“Zelfacceptatie opent de weg om jezelf te ontwikkelen” 

Noël Jansen werkt nu zo’n tien jaar voor GGz Breburg, voornamelijk bij de afdeling OZA (Onderwijs Zorg Arrangement) van Centrum Jeugd. Openhartig vertelt ze over een driejarige ‘struggle’, waarbij haar eigen psychische kwetsbaarheid naar voren kwam. 

De afdeling OZA waar Noël werkt, is een combinatie van onderwijs en behandeling, gericht op kinderen tussen 6 en 12 jaar die door psychiatrische klachten vastlopen op school. Bijvoorbeeld kinderen met ADHD die hun aandacht niet kunnen vasthouden. Centrum Jeugd werkt daarbij samen met twee scholen voor speciaal onderwijs in de regio.

 “Bij het OZA proberen we een kind (in overleg met leerkracht, ouders en het kind zelf) zo te ondersteunen dat het toch toekomt aan zijn schoolwerk. We hebben twee klassen: groep 5-6 (9 kinderen, waaronder ook 2 kinderen van groep 3-4) en groep 7-8 (8 kinderen). Iedere medewerker heeft een vaste klas, die de hele week de kinderen kan volgen. Iedere dag start de klas met een rondje, waarbij ieder kind kan aangeven hoe hij zich voelt. Dat kan namelijk van invloed zijn op de schoolprestaties die dag. In de begintijd wordt er ook veel geobserveerd en afgestemd met de leerkracht. Sommige kinderen met autisme of ADHD hebben bijvoorbeeld problemen met schakelmomenten en vinden het lastig om na een speelpauze weer over te gaan naar het schoolse werk. Hun hersenen kunnen dat soms niet goed omzetten; wij hebben hen daarbij. 

Meestal werk ik alleen. Daarbij werk ik veel vanuit mijn intuïtie: wat heeft een kind nodig? Bij aanmelding wordt aan de ouders gevraagd waar een kind tegenaan loopt. Via observatie kijk ik of het klopt en of ik zelf nog meer zie. Dat wordt wekelijks besproken met de behandelstaf. Naast de psychiater, de behandelcoördinator en de psycholoog zit daarin ook de systeemtherapeut. Je systeem, dus je omgeving, is namelijk erg bepalend hoe je je voelt en hoe je met dingen in het leven omgaat.”  

Driejarige ‘struggle’ 

“Al die tijd bij de ggz had ik het gevoel dat er iets met me was, maar ik kon er de vinger niet op leggen. In het begin (op mijn 27ste) kende ik mezelf nog niet zo goed. Tegen de huisarts vertelde ik dat ik mezelf altijd op de kop gaf en de grond in stampte; ook kon ik heel negatief denken. Ik zat vast in mijn eigen gedachten.  In die periode heb ik eerst drie jaar ‘gestruggled’ omdat het met mezelf niet lekker ging (zonder dat ik er de vinger op kon leggen) en ik er in mijn werk tegenaan liep. Voorheen ben ik nooit in behandeling geweest, afgezien van een burn-out. Die linkte ik aan mijn gezin: mijn basis was niet altijd even goed. 

Toen ik mijn huisarts vertelde dat mijn moeder manisch-depressief was, zocht hij in haar medische geschiedenis. Hij concludeerde dat ze zo belast was, dat het onmogelijk was dat ik daar niets van had meegekregen. Mogelijk was ik daardoor zo negatief. Uiteindelijk kreeg ik zo’n zeven jaar geleden antidepressiva (paroxetine) die meteen een positief effect hadden. Ik heb me nog nooit zo goed gevoeld, en ik voel nu ook een stijgende lijn in mijn ontwikkeling: ik voel me beter in mijn werk en kan bepaalde dingen ook veel beter aan. Daar heb ik hoop uit geput: als je maar blijft zoeken, kun je uiteindelijk iets vinden. Zoiets gun ik ook de kinderen die ik behandel. 

Ik gebruik de medicijnen nog steeds, en de arts denkt dat het ook iets chronisch is. Als ik ze een paar dagen niet neem, krijg ik al last van depressieve klachten. Door dat alles is mijn houding ten opzichte van medicijnen veranderd. Vroeger dacht ik: medicijnen dempen alleen maar; het is alleen maar pijnbestrijding, maar je doet aan de kern niets. Nu zie ik ze veel meer als ondersteuning. En je kunt altijd nog gaan afbouwen als je in een goede flow zit. Wel heb ik ervaren dat je erg afhankelijk bent van je hulpverlener; je moet er een klik mee hebben. Als de huisarts niet was gaan zoeken naar erfelijke belasting, was dat misschien nooit aangepakt of was er een andere weg ingeslagen. Als je je vertrouwd voelt, leg je ook veel meer open.”  

Andere paden in durven slaan 

“De hulpverlening bij GGz Breburg is wel bureaucratisch, maar dat wordt ons min of meer opgelegd. Vooral door de DBC’s (diagnose-behandelcombinatie: het gehele behandeltraject volgens een bepaalde codering) ligt er veel last bij de hulpverleners. Elke stap die je met de cliënt zet, moet je verantwoorden. Het is eigenlijk georganiseerd wantrouwen. Gelukkig zijn er (ook bij Centrum Jeugd) hulpverleners die het lef hebben om steeds de cliënt centraal te stellen en andere paden in te slaan – ook al geeft dat meer romplomp. Maar wat heb je te verliezen? Je kunt het gewoon proberen. 

Zelf heb ik ook niks met die DBC’s; het gaat me echt om iemands verhaal. Het is belangrijk om goed te luisteren wat de cliënt zegt en hem als klankbord te gebruiken: waar loopt hij tegenaan? Daar kunnen wij van leren om de hulpverlening te verbeteren. Sinds de transitie bepalen nu de gemeenten waar het geld voor de jeugdzorg heengaat. Het geld speelt nu een grotere rol dan de cliënt. Dat zou echt andersom moeten zijn: je moet de cliënt centraal stellen en kijken welke hulp hij nodig heeft. Als een behandeling goed is voor een cliënt (zelfs als hij duurder is), moet er altijd een weg voor gevonden worden. Investeren in kwalitatief duurzame dingen loont op den duur. 

Ook medewerkers kunnen tegen problemen aanlopen. Zelf voel ik me pas sinds een paar jaar veilig genoeg om er in mijn team over te praten. Mijn collega’s vonden het knap dat ik me zo kwetsbaar durfde op te stellen. Ook ben ik eerlijker wanneer ik minder goed in mijn vel zit; dat maakt het voor hen begrijpelijker. Als er dingen spelen, kan ik gewoon bij mijn collega’s terecht. Die openheid heeft ook te maken met zelfacceptatie: ik ben zoals ik ben, en dat is goed genoeg. Dat geeft een stukje veiligheid. Als je er zelf zo normaal en open mogelijk over bent, is een ander dat ook. 

Ik heb ook geleerd om los te laten wat andere mensen van me denken, onder meer door bij mezelf te blijven, en bij de ander te checken of het klopt wat ik denk. Negen van de tien keer blijkt er niets aan de hand en heb je het voor de ander ingevuld. Dat wil ik ook aan anderen meegeven.” 

Taboe doorbreken 

“Anderen hebben me aan het denken gezet en hebben me geïnspireerd om gewoon mijn zegje te doen, zoals Jeroen Kloet met zijn Anti Stigma Café. Je verhaal doen kan ook bij de ander iets opleveren. Wat je vroeger ervaarde als zwakte, kun je ook juist als kracht en inspiratiebron gebruiken. Wel was ik in het begin bang dat ik niet meer gezien zou worden als de Noël die ik was, maar dat gevoel heb ik nu helemaal niet meer. Als hulpverlener kun je een spiegel zijn: als jij je zelf openstelt en als alles er mag zijn, werkt dat door bij de ander; het is een wisselwerking.” 

De afgelopen twee jaar deed Noël in een team van GGz Breburg ook mee aan de Socialrun, een estafetteloop over 555 kilometer om gelden op te halen voor projecten tegen stigmatisering. “Ik vind het belangrijk dat het taboe op psychische problemen wordt opengebroken en dat je gewoon jezelf moet kunnen zijn. Want ieder huisje heeft zijn kruisje. Daarnaast ben ik gek op sport en hou ik van uitdagingen. Vanwege een knieaandoening kan ik niet meer hardlopen, maar ik kan nog wel fietsen. Vanaf januari ben ik in training geweest voor deze editie, waarbij ik 60-90 kilometer per week fietste. In zo’n team leer je veel mensen van andere afdelingen kennen en zie je ook de mens achter de hulpverlener. Daarbij merkte ik dat veel teamleden hun eigen verhaal hebben; dat mag er ook allemaal zijn. Ook genoot ik ervan dat we samen dat doel voltooiden. Ik vond het fantastisch dat we dit samen hadden neergezet en was ook trots op mijn prestatie.” 

“Sinds ik mezelf accepteer, gaat het heel goed met mij en heb ik het gevoel dat ik weer groei. Ik zit bij de OZA ook goed op mijn plek en heb het erg naar mijn zin. Het doet me goed om te horen dat mensen bij mij zichzelf kunnen zijn en een luisterend oor vinden voor hun verhaal. En als iemand het moeilijk vindt om open te zijn, gebruik ik tact om iets bespreekbaar te maken. Wat je zegt of doet is oké. Misschien keur ik bepaald gedrag niet goed, maar dat wil niet zeggen dat ik jou als persoon niet mag. Zo hoop ik dat ouders en kinderen meer openstaan en meer tot hun recht komen. 

Ook de hulpverlener wordt steeds meer als mens gezien met zijn eigen ‘struggles’. Daar draag ik via dit interview graag mijn steentje aan bij. Als je jezelf kunt accepteren zoals je bent, met al je kwaliteiten en valkuilen, ligt de weg open om jezelf te ontwikkelen. Het belangrijkste is dat ook een cliënt zich goed voelt en gewoon mag zijn zoals hij is. Als ik dat aan een ander kan meegeven, kunnen er echt mooie dingen ontstaan.”

Back To Top